Er is geen CSS ondersteuning. Zonder CSS is alleen de onopgemaakte HTML zichtbaar.
Geachte mevrouw Stordiau-van Egmond,
In uw bovengenoemde brief stelt u dat mijn verzoek uiterlijk beoordeeld en beantwoord zal worden op 5 maart 2014. Tot op heden heb ik echter nog niets van u ontvangen. Wellicht ten overvloede wijs ik u erop dat deze vervaldatum reeds overmorgen is.
In het verslag hoorzitting Parket-Generaal ex art. 7:2 Awb van 28 januari 2014 wordt op pagina drie, tweede alinea, derde volzin geschreven: "Een nieuwe uitgebreide zoekslag door het Parket-Generaal in de bezwaarfase, heeft opgeleverd dat recent bevestigd is dat de door de heer Hofstede gevraagde informatie zich bij het ministerie van Veiligheid en Justitie bevindt." Ter zitting is ook uitgesproken dat het internationale arrestatiebevel was gevonden en zich op het departement zou bevinden. In de laatste zin van pagina drie tweede alinea wordt dit nogmaals gesuggereerd middels: "Gebleken is echter dat de documenten waar de heer Hofstede om vraagt, namelijk de stukken met betrekking tot de internationale signalering van de heer Baybasin en de stukken die tot diens aanhouding in 1995 hebben geleid, zijn betrokken bij de uitleveringsprocedure die in 1996, eerst bij de rechtbank te Breda, daarna tweemaal bij de Hoge Raad, en tot slot bij de Minister van Justitie is gevoerd."
Nu de stukken kennelijk gelokaliseerd zijn, zich in uw bezit bevinden, door het college van PG beoordeeld zijn op hun relevantie en volledigheid en u namens de minister gemandateerde rechtsbevoegdheid heeft begrijp ik niet waarom de toezending door u nog steeds niet heeft plaatsgevonden.
Uit het bij het college PG gevoerde proces is gebleken en komen vast te staan dat het onderhavige verzoek ontvankelijk en gegrond is. Dan rest nu slechts nog het tijdig gehoor geven aan dit verzoek. Mocht u de termijn overschrijden dan stel ik u bij deze vooralsdan in gebreke onder verwijzing naar afdeling 4:1.3 Awb, waaronder Dwangsom bij niet tijdig beslissen en Positieve fictieve beschikking.
Nu er door het college PG een gerechtvaardigde verwachting op basis van een anterieure verplichting is gewekt bent u naast de ingebrekestelling volgens de WOB eveneens aansprakelijk door nalatigheid. Mocht daarenboven blijken dat het vermoeden dat de bewuste arrestatie onrechtmatig was juist is, dan bent u ex. artikel 162 Sv verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen. Een overschrijding van de termijn kan dan ook niet gezien worden als "onverwijld". Tevens heeft uw ministerie zich alsdan schuldig gemaakt, en maakt zich in dat geval nog steeds schuldig, aan misdaden tegen de menselijkheid.
Zonodig zal ik ex. artikel 160 Sv en onder een uitdrukkelijk beroep op het EVRM de President van de Hoge Raad (in het verlengde van een artikel 12 procedure) verzoeken om in het belang van het recht uw Ministerie strafrechtelijk te vervolgen, bij gebreke waarvan ik deze zaak aanhangig zal maken bij het Europese Hof, onder toepassing van Rule 39.
Ik wacht de gevraagde stukken nog twee dagen af.
In vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
author: Ton | published: 03.03.2014 | updated: 03.03.2014 | comments: allowed
|